De fauna en flora
De fauna
Beren, herten, wolven en everzwijnen zijn al lang verdwenen. We treffen nog alleen het lichtvoetige doch reeds schaarse ree samen met de oplettend sluipende vos als grof wild aan. Hazen en fazanten worden zeldzamer omdat de velden rond het bos, hun voedselplaatsen, verdwijnen. Bij valavond en ’s morgens vroeg huppelen de konijntjes in de bosweiden en knabbelen aan het malse gras.
Verschillende soorten kleine knaagdieren zijn naast fazanten het uitgelezen voedsel voor de vos. Eekhoorntjes schijnen de laatste jaren minder talrijk. De das is op enkele uitzonderingen na, eveneens verdwenen.
De buizerd zweeft hoog boven de boomkruinen en met de avondschemering vliegt de bosuil geruisloos laag tussen de boomstammen, zet zich op een tak met goede uitkijk, speurend naar bos of spitsmuis.
Kraaien en kauwen laten zich wiegen op de wind en een duo taterende eksters komt plots van tussen de twijgen gevlogen. De Vlaamse gaai, schichtig, stoot een kreet uit bij het naderen van een tweevoeter en alarmeert hiermede de andere bosbewoners. Met zijn schitterend roest-blauw-groen vederpak vliegt hij van boom tot boom en houdt schuin kijkend de bewegingen van de boze mensen in de gaten.
Men hoort en ziet de merels, lijsters en spreeuwen op de grond tussen de bladeren scharrelen op zoek naar wormen en andere kleine larven en kevers. Wanneer men ze te dicht nadert, vliegen ze luid protesterend op en zetten zich wat verder terug op de malse humusrijke bosgrond hun dagelijks menu opzoekend. Kleinere vogels, zoals de koolmees, pimpelmees, staartmees, vink, winterkoninkje, kruisbek, roodborstje, heggemus e.a. vertonen hun acrobatische kunsten onder het roffelen van de specht en de roep van de koekoek. Menig wandelaar staat er even stil bij. De wilde eend broedt tussen bramen en heesters en in een beukennotelaar komen duizenden vinken en bosduiven van de lekkere beukennootjes snoepen. Ervaren vogelkenners zullen tientallen zangers tijdens een wandeling in het bos herkennen.
Het aantal reeën, fazanten en eekhoorntjes neemt jaarlijks af. Dit is het gevolg van de wandelaar welke zijn hond onachtzaam laat loslopen. Hierdoor is het wild zo fel verstoord dat het geen rust meer kent en er geen natuurlijke voortplanting meer plaatsvindt. Daarom zeggen wij “Dit woud is het uwe, help ons het te bewaren”, laatje hond thuis of hou hem aan de leiband. Zo kan de rust weerkeren en alle leven gerespecteerd worden.
De flora
Men treft vier étages in het bos aan.
Wanneer wij, met de winterzonnewende bij de kerstboom (1) rond een knappend haardvuur genieten, begint in het bos de heropleving. Het dak is open, de bodem krijgt het volle licht van boven en met januari en februari komen de mossen tot hun volle ontwikkeling.
Maart is de kruidenmaand bij uitstek: bosanemoon, speenkruid, maagdenpalm, sleutelbloem e.a. voorjaarsbloeiers komen op korte tijd tot bloei en zaadvorming.
foto: Luc Beckers (Kreatief)
In april krijgen de struiken hun bloem en blad en beginnen de laaghangende takken te ontluiken.
Begin mei ontwikkelt zich het frisse groen over de ganse kruin en langzaam gaat het dak dicht.
(1) De kerstboom welke met Kerstmis binnengehaald wordt, symboliseert de nakende heropbloei van de natuur. De lichtjes zijn de sterren aan het firmament, de geschenken zijn de vruchten die de boom ons geeft en de versieringen duiden op een wederopbloei van het leven in de natuur.
De “bûche de Noël ” of “kerstgebak “, herinnert aan de tijd toen men boomstammen verbrandde om de afgestorvenen van het voorbije jaar in het hiernamaals te doen opnemen.
(bron: ‘Van bedevaartsoord tot villadorp’ 1984 aut: J. Van Diest)