Van 1800 tot heden
Na 1800 gaat de groei iets sneller en ontstaan er nieuwe bezigheden. De familie Istas ligt aan de basis van de plaatselijke sigarenmakerij. Later zal de druiventeelt ook in Jezus-Eik het beeld van het dorp bepalen.
Vanaf 1950 gaat alles in versnelling. De expansie van Brussel en de verbeterde mobiliteit zorgen ervoor dat eerst de landbouw en daarna de druiventeelt verdwijnen voor de inplanting van enorme verkavelingen. Jezus-Eik krijgt een nieuwe bestemming: het villadorp.
Het bedevaartsoord krijgt een nieuw gezicht. De bedevaarders maken plaats voor de toerist. Vanaf de jaren 60 is Jezus-Eik het ‘mekka’ voor de ‘autotoerist’ op terugweg van een bezoek aan de Ardennen. De kriekenlambiek vloeit rijkelijk, de boterhammen met platte kaas vliegen de deur uit. Gastronomie is de nieuwe trekpleister.
Lekker eten is nauw verwant met wijn. In 1979 openden wijnkelders Soniën de deuren, zij bieden ambachtelijke streekproducten. Meer dan een bezoek waard.
Jezus-Eik is één van de Vlaamse gemeenten met een ruime internationale bewoning. Het Vlaamse karakter is zoek, de autochtone jeugd heeft het moeilijk om langer ter plaatse te blijven wonen. De komst van het gemeenschapscentrum ‘De Bosuil’ onder de koepel van de vzw ‘De Rand’ zou het plaatselijke karakter moeten helpen bewaren en weerstand bieden aan de internationalisering. De sinds eeuwen gastvrije ‘bosuilen’ denken er het hunne van.